Meisjes
Toen ik jong was, bestonden mijn vrienden slechts op de pagina’s van boeken. Papier en inkt, zo weinig substantieel waren ze, en tegelijk waren ze voor mij écht. Niet dat ik in het bestaan van romanfiguren geloofde, maar zij en hun werelden waren zoveel meer spannend, zoveel meer met avontuur gevuld, en aantrekkelijk, dan de wereld waarin ik leefde, die van de sombere school en het sombere huis.
Dit kan bij de
lezer tot het vermoeden leiden dat ik op een fatale manier wereldvreemd was,
dat ik imaginaire vrienden koesterde, en dat ik eigenlijk rijp was voor
psychiatrische hulp — behalve dan dat dit soort hulp voor
kinderen of jongeren in die tijd onbestaand was. Er stond niet, zoals vandaag,
een legertje psychologen of andere beoefenaar van geestelijke bijstand klaar;
ik was alleen maar een sociaal geïsoleerd jongetje, en mijn moeder had daar
helemaal geen probleem mee, sociaal geïsoleerd als ze zelf ook was. Misschien
ging dat wat haar betreft verder, en wilde ze haar zoontje met niemand delen.
Maar nu sla ik aan het speculeren.
Boeken, dus, want
dat is waar sociaal geïsoleerde jongetjes vaak hun toevlucht
zochten: het rijk van de fictie. Toen toch. Vandaag zullen er andere media
zijn, andere vormen van fictie en vertier, die dezelfde functie dienen. Via de
jeugdboeken van mijn neef ging ik gaandeweg zelf een kleine bibliotheek
verzamelen, in een tijd toen boeken, ook nieuwe, goedkoop en een echt
massaproduct waren. In tegenstelling tot visuele media, wakkeren boeken de
verbeelding van de gebruiker (in dat geval de lezer) aan, en wat mij betrof
wist ik op mijn vijftiende al dat ik schrijver wilde en zou worden, zonder enig
idee hoe dat kon.
Die vrienden in
boeken, en mijn relatie tot die fictieve personages, moeten niet al te ernstig
of letterlijk genomen worden. Ik stond nuchter tegenover boeken: Biggles, en
Bob Evers en kameraden, waren verzinsels, maar ze leerden me niettemin heel
wat. Voornamelijk leerden ze me het gezonde verstand te gebruiken, en ze
leerden me de waarde van fatsoen.
Geen wonder dus
dat ik mij al snel afwendde van religie en van het geloof in een niet-substantieel
opperwezen, temeer omdat ik in dezelfde periode ook stevige boeken over
kosmologie en andere wetenschappen begon te lezen, die vaak ook in goedkope
pocketedities te verkrijgen waren. Tegen al die wetenschappelijke kennis en het
gewicht van zoveel bewijs van een rationeel verklaarbaar universum, kon geen
religie op. En eigenlijk was er ook niemand die mij met banbliksems bedreigde
toen ik niet meer naar de mis wilde.
Ik identificeerde
mij dus niet met fictieve personages, en evenmin met avonturiers en
ontdekkingsreizigers van wie ik de avonturen las (in het bijzonder de boeken
van de Zweed Sven Hedin, waarvan ik echter later ontdekte dat hij een
Nazi-sympathisant was). Ik las over de dappere mannen (nooit vrouwen) die hun
leven waagden om nieuwe onbekende delen van de planeet te verkennen en in kaart
te brengen, meestal uit pure nieuwsgierigheid (maar vaak ook om de roem).
Nooit vrouwen,
inderdaad, hoewel er ook heel wat vrouwen waren die belangrijke bijdragen
leverden in de wetenschappen en met ontdekkingsreizen. Teken van die tijd,
vrees ik, en van de almacht van het patriarchaat. Maar wat wilt u: ik zat pas
in de hogeschool, dus na mijn achttiende, voor het eerst met meisjes in de
klas. Zo kweek je levensvreugde jongelui. Vooral wanneer je ook buiten de
school niet met meisjes contact kwam.
De zaken werden
er niet eenvoudiger op vanwege het gedrag van mijn geliefde personages. Of
beter: vanwege een ontbrekend deel van hun gedrag. Avontuur en intrige genoeg,
daaraan geen gebrek, maar geen van deze fictieve helden leek zoiets te hebben
als een amoureuze relatie. En zeker niet een relatie van die aard met een
persoon van hetzelfde geslacht, wat toen in de reactionaire uitgeverswereld de
eindmeet niet zou gehaald hebben. Toch niet in jeugdboeken.
Voor zover ik mij
kan herinneren kwamen Biggles et al
niet in contact met meisjes of vrouwen, en indien wel, dan was er van zoiets
als een echte emotionele relatie geen sprake. Of misschien kwamen er vanwege de
auteurs bepaalde verborgen hints, die ik niet begreep, onbekend als ik zelf was
met de kunst van de relaties tussen geslachten. De boeken die ik las dienden
dus niet als een handleiding voor dat deel van mijn leven, namelijk hoe me ten
overstaan van meisjes te gedragen. Ik was gedoemd! De eerste pogingen richting
zo’n relatie waren dus evengoed gedoemd te mislukken. Arme meisjes! Het leidde
allemaal tot hartzeer, maar uiteindelijk is het goedgekomen met mij. Hoop ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten