woensdag 15 juni 2022

Column Guido Eekhaut

 


Meisjes

 

Toen ik jong was, bestonden mijn vrienden slechts op de pagina’s van boeken. Papier en inkt, zo weinig substantieel waren ze, en tegelijk waren ze voor mij écht. Niet dat ik in het bestaan van romanfiguren geloofde, maar zij en hun werelden waren zoveel meer spannend, zoveel meer met avontuur gevuld, en aantrekkelijk, dan de wereld waarin ik leefde, die van de sombere school en het sombere huis.

        Dit kan bij de lezer tot het vermoeden leiden dat ik op een fatale manier wereldvreemd was, dat ik imaginaire vrienden koesterde, en dat ik eigenlijk rijp was voor psychiatrische hulp — behalve dan dat dit soort hulp voor kinderen of jongeren in die tijd onbestaand was. Er stond niet, zoals vandaag, een legertje psychologen of andere beoefenaar van geestelijke bijstand klaar; ik was alleen maar een sociaal geïsoleerd jongetje, en mijn moeder had daar helemaal geen probleem mee, sociaal geïsoleerd als ze zelf ook was. Misschien ging dat wat haar betreft verder, en wilde ze haar zoontje met niemand delen. Maar nu sla ik aan het speculeren.

        Boeken, dus, want dat is waar sociaal geïsoleerde jongetjes vaak hun toevlucht zochten: het rijk van de fictie. Toen toch. Vandaag zullen er andere media zijn, andere vormen van fictie en vertier, die dezelfde functie dienen. Via de jeugdboeken van mijn neef ging ik gaandeweg zelf een kleine bibliotheek verzamelen, in een tijd toen boeken, ook nieuwe, goedkoop en een echt massaproduct waren. In tegenstelling tot visuele media, wakkeren boeken de verbeelding van de gebruiker (in dat geval de lezer) aan, en wat mij betrof wist ik op mijn vijftiende al dat ik schrijver wilde en zou worden, zonder enig idee hoe dat kon.

        Die vrienden in boeken, en mijn relatie tot die fictieve personages, moeten niet al te ernstig of letterlijk genomen worden. Ik stond nuchter tegenover boeken: Biggles, en Bob Evers en kameraden, waren verzinsels, maar ze leerden me niettemin heel wat. Voornamelijk leerden ze me het gezonde verstand te gebruiken, en ze leerden me de waarde van fatsoen.

        Geen wonder dus dat ik mij al snel afwendde van religie en van het geloof in een niet-substantieel opperwezen, temeer omdat ik in dezelfde periode ook stevige boeken over kosmologie en andere wetenschappen begon te lezen, die vaak ook in goedkope pocketedities te verkrijgen waren. Tegen al die wetenschappelijke kennis en het gewicht van zoveel bewijs van een rationeel verklaarbaar universum, kon geen religie op. En eigenlijk was er ook niemand die mij met banbliksems bedreigde toen ik niet meer naar de mis wilde.

        Ik identificeerde mij dus niet met fictieve personages, en evenmin met avonturiers en ontdekkingsreizigers van wie ik de avonturen las (in het bijzonder de boeken van de Zweed Sven Hedin, waarvan ik echter later ontdekte dat hij een Nazi-sympathisant was). Ik las over de dappere mannen (nooit vrouwen) die hun leven waagden om nieuwe onbekende delen van de planeet te verkennen en in kaart te brengen, meestal uit pure nieuwsgierigheid (maar vaak ook om de roem).

        Nooit vrouwen, inderdaad, hoewel er ook heel wat vrouwen waren die belangrijke bijdragen leverden in de wetenschappen en met ontdekkingsreizen. Teken van die tijd, vrees ik, en van de almacht van het patriarchaat. Maar wat wilt u: ik zat pas in de hogeschool, dus na mijn achttiende, voor het eerst met meisjes in de klas. Zo kweek je levensvreugde jongelui. Vooral wanneer je ook buiten de school niet met meisjes contact kwam.

        De zaken werden er niet eenvoudiger op vanwege het gedrag van mijn geliefde personages. Of beter: vanwege een ontbrekend deel van hun gedrag. Avontuur en intrige genoeg, daaraan geen gebrek, maar geen van deze fictieve helden leek zoiets te hebben als een amoureuze relatie. En zeker niet een relatie van die aard met een persoon van hetzelfde geslacht, wat toen in de reactionaire uitgeverswereld de eindmeet niet zou gehaald hebben. Toch niet in jeugdboeken.

        Voor zover ik mij kan herinneren kwamen Biggles et al niet in contact met meisjes of vrouwen, en indien wel, dan was er van zoiets als een echte emotionele relatie geen sprake. Of misschien kwamen er vanwege de auteurs bepaalde verborgen hints, die ik niet begreep, onbekend als ik zelf was met de kunst van de relaties tussen geslachten. De boeken die ik las dienden dus niet als een handleiding voor dat deel van mijn leven, namelijk hoe me ten overstaan van meisjes te gedragen. Ik was gedoemd! De eerste pogingen richting zo’n relatie waren dus evengoed gedoemd te mislukken. Arme meisjes! Het leidde allemaal tot hartzeer, maar uiteindelijk is het goedgekomen met mij. Hoop ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Zoeken in deze blog

Droom naar de toekomst van Rina Stam

  Droom naar de toekomst is het tot de verbeelding sprekende slotstuk van de spirituele Rode Draad Trilogie   Flora woont alleen in Spanje...