‘De man die twee keer doodging,’ is geschreven door Richard Osman. Het is de opvolger van het eerder door hem geschreven ‘De moordclub (op donderdag).’
De
achterflap belooft de lezer dat de hoogbejaarde speurneuzen van De moordclub
(op donderdag) weer terug zijn met een ijzingwekkend nieuw avontuur.
Nou
had ik zelf nog niet ‘De moordclub (op donderdag)’ gelezen, maar ik wilde mij
wel eens wagen aan dit ijzingwekkende vervolg.
Waar
gaan spionnen heen als ze niet vroegtijdig overhoop worden geschoten? Ze zitten
in het Coopers Chase Verzorgingstehuis, althans een deel van hen. En wat doe je
dan als ex-spion van MI5? Dan ga je door met speurneuzen, je betrekt er je
bevriende mede bejaarden in en start een bejaardenspeurneuzenclub. Deze club bestaat
uit een viertal leden, twee dames en twee heren, die geregeld bij elkaar komen
in het restaurant van hun verzorgingstehuis om gezamenlijk, onder het nuttigen
van de nodige wijn, ‘en passant’ een nieuwe cold case op te lossen.
Dit
keer een cold case uit 1981 betreffende de dood van ene Marcus Carmichael, en
dit is nu verassend want Marcus Carmichael blijkt alles behalve dood te zijn.
Sterker nog, hij heeft een brief geschreven die één van de hoogbejaarde
speurneuzen, Elizabeth, via haar ex Douglas in het bezit heeft gekregen.
Douglas werkt nog steeds voor de Engelse Inlichtingendienst MI5 en heeft zich
aardig in de nesten gewerkt want hij wordt gezocht door de maffia vanwege een
aantal gestolen diamanten. Kan het viertal Douglas helpen? Wat is hier nog meer
aan de hand?
Wat
volgt is dit lieve en best vermakelijke boek. Het speurdersclubje blijkt niet
te bestaan uit gezapige of knorrige oude van dagen, maar het zijn stuk voor
stuk behoorlijk krasse knarren. Bij tijd en wijle valt hun leeftijd zelfs helemaal
weg in het verhaal, totdat er weer even de nadruk op wordt gelegd dat het hier
toch echt om personen gaat die in de herfst van hun leven zijn beland met de
daarbij behorende en onoverkomelijke beperkingen.
‘Elizabeth
tikt tegen haar hoofd. ‘Mijn paleis heeft veel kamers. Sommige zijn stoffiger
dan andere.’
Het
is prettige geschreven en ook erg toegankelijk voor een breed publiek, denk ik,
maar voor mij is het net niet spannend of boeiend genoeg. Het heeft daarbij een
nogal hoog ‘babbel’ gehalte waar vooral Joyce zich schuldig aan maakt. Tussen
het speuren door gaat het geregeld over taartjes, lipsticks, hondjes enz. Dat heeft
mij afgeleid van de rode draad en dat vind ik jammer. Het gegeven, een
speurdersclub van bejaarden, is echter leuk gevonden. De vraag is alleen hoe
lang dit leuk blijft, en voor welke groep lezers het boek het leukst is. Hoe
dan ook, het verhaal is goed uitgewerkt, niet altijd even geloofwaardig maar
dat hoeft ook niet, en de plot was toch nog vrij onverwachts en dat heb ik als
plezierig ervaren. Over het algemeen is het niet helemaal mijn ding, maar absoluut
niet slecht en voor anderen zal dit een plezierig boek zijn. Aan te raden is
wel ze op volgorde te lezen, want ik betreurde het geregeld dat ik deel 1 niet eerder
had gelezen en daardoor veel achtergrondinformatie van de leden miste.
Op
de achterflap wordt er gesproken over ‘een ijzingwekkend nieuw avontuur.’ Dit
schept bepaalde verwachtingen, die ik eerlijk gezegd niet heb terug kunnen
vinden in het boek. Ik zou het eerder omschrijven als een ‘Cosy Crime.’
3,5 inktpotjes
Karin K.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten