George Boellaard schreef het boek ‘Wij willen gangster worden’.
Er zijn veel boeken geschreven over de ontvoering van Alfred Heineken, maar dit
boek beschrijft de periode daar voorafgaand. Het betreft de jaren 1966-1977 en het
gaat over een drietal vriendjes, te weten Jan Boellaard, Frans Meijer en Cor
van Hout.
Het is ergens in 1993 als Jan Boellaard zijn broer George
opbelt met de vraag of hij bij hem thuis iets mag komen stallen. De volgende
dag komt hij aan met een verhuisdoos die gevuld blijkt te zijn met 5 ordners.
‘Dat zijn mijn memoires’ verteld Jan zijn broer. En als
ze na een poos afscheid nemen zegt Jan hem nog: ‘Je mag er gerust in lezen
hoor, als je wil.’
Het zal de basis worden van dit boek dat een zeer
nauwkeurige opsomming is en een heel zorgvuldige reconstructie geeft over de
jonge jaren van het drietal. Hoe leren ze elkaar kennen, hoe is de individuele
gezinssamenstelling en in welke milieus ze zijn opgegroeid. Maar vooral wanneer
zij hun eerste criminele stappen zetten en hoe dit heeft kunnen uitmonden in
een steeds groter en heftiger aantal inbraken.
Het drietal groeit op in de Staatsliedenbuurt, een
volkswijk in Amsterdam West. Een vechtpartij is de start van een langdurige
vriendschap tussen Jan Boellaard en Frans Meijer, hun leeftijdsverschil is
slechts een half jaar en in 1969 leren ze de 4 jaar jongere Cor van Hout kennen,
die zich maar al te graag aansluit bij het duo. Het is het begin van een aantal
kleine diefstalletjes, gepleegd door het drietal, waarbij Cor meestal op de
uitkijk staat en de andere twee inbreken. Maar dat duurt slechts kort want Cor
is pas 11 als hijzelf zijn eerste echte inbraak pleegt. Vol trots noemen ze
zich iets later de ‘Pancratius’.
‘Wij
zijn de Pancratius. Wie niet steelt of erft, zal werken tot hij sterft.’
De inbraken worden steeds talrijker en de gestolen waar
steeds heftiger. Op zeker moment bezit het drietal een wapenarsenaal dat gewoonweg
bizar is, aangevuld met een hele rits aan nepneuzen, nepsnorren, nepbrillen,
oude kleding, petjes, handschoenen noem het maar op. Ook worden er zeer
nauwkeurige plannen gemaakt voor hun eerste echt grote slag, een bankoverval.
Ik heb met verbazing dit boek gelezen. Ik ben zelf opgegroeid in een volksbuurt
in Amsterdam West en de volkse tafrelen die in het boek beschreven worden zijn
ook de volkse tafrelen die ik heb meegemaakt in mijn jeugd, maar daar eindigt
dan ook elke overeenkomst. Het is onbegrijpelijk dat ze ten tijde van hun eerste
gewapende bankoverval slechts 16, 20 en 22 jaar oud waren, en dat niemand in
hun familie enige kennis had van de mate van criminele activiteiten of van de
zorgvuldig uitgedachte en uitgeteste plannen die daaraan vooraf gingen.
Het boek geeft een zeer uitgebreid verslag van hun opeenvolgende
criminele daden. In het begin had ik wat moeite met de hoeveelheid gedetailleerde
informatie, iets minder had wellicht ook gekund. En de schrijfstijl doet wat
kaal aan maar het is tenslotte een biografie en na enige tijd word ik toch flink
gegrepen door het verhaal en leest het snel en gemakkelijk weg.
Het boek eindigt na de grote gewapende bankoverval op een
hoofdkantoor in hartje Amsterdam waarbij het drietal weet te ontkomen door
gebruik te maken van een van te voren gestolen speedboot door de Amsterdamse
grachten. In één woord spectaculair, maar ook onvoorstelbaar risicovol.
Ik geef het 4 inktpotjes!
Karin K.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten