Over vossen, egels en schrijvers
"De vos weet veel dingen, maar de egel
weet één groot ding.” Onlangs kwam ik dit zinnetje tegen, een flardje bewaard
gebleven tekst van de Griekse dichter Archilochus, van meer dan tweeduizend
jaar geleden. Ik las het in een boek over strategisch denken, en twee dagen
later kwam het zomaar ineens ook voorbij in een aflevering van DC’s Legends
of Tomorrow, de serie die ik toen aan het kijken was.
Ik hou van dat soort beeldspraak, en
synchroniciteiten als deze trekken ook altijd mijn aandacht. Terwijl ik de
dagen daarna verder las over hoe je (militair) strategen uit de geschiedenis
kunt indelen in vossen en egels, begon ik te peinzen over hoe je schrijvers ook
zo zou kunnen indelen.
Mensen als vossen, mensen als egels
Het is een wat mysterieus zinnetje, zo op
zichzelf, waar je hele essays over zou kunnen schrijven (zoals filosoof Isaiah
Berlin deed).
Maar het wordt meestal ongeveer zo
geïnterpreteerd dat er twee groepen zijn. Mensen die, net als de egel, gericht
zijn op één grote waarheid en daar zelfverzekerd over zijn. En mensen die, net
als vossen, vatbaar zijn voor verschillende ideeën. Egels hebben het voordeel
van de stabiliteit. Vossen kunnen beter overweg met situaties die inherente
tegenstellingen bevatten.
Of (losjes) toegepast in Legends of
Tomorrow: degene die het team op dat moment leiding probeerde te geven was
een rasechte egel, die wilde dat iedereen zich aan de regels hield, omdat die
hun waarde al lang bewezen hadden. Het rommelige team dat zich een weg doorheen
de opdracht blunderde, maar veel beter kon improviseren toen de situatie totaal
anders bleek dan gedacht, was een troepje vossen.
Schrijven als een vos of als een egel?
Je zou schrijvers natuurlijk kunnen indelen
op basis van wat ze schrijven: draait dat rond één centraal thema, of meandert
het verhaal onverwacht rond?
Maar, bedacht ik me, het onderscheid vossen
/ egels is ook goed toe te passen op de manier waarop schrijvers hun verhaal
vormgeven. Vaak worden schrijvers opgedeeld in architecten en tuiniers, of
planners en ontdekkingsschrijvers. De ene groep (architecten, planners) bedenkt
het verhaal vooraf tot in de puntjes, maakt een plan, en gaat dan schrijven. De
andere groep (tuiniers, ontdekkingsschrijvers) vindt het verhaal al schrijvende.
Wat mij betreft zou je ze ook vossen en
egels kunnen noemen. De egel heeft een duidelijk idee van het doel en weet hoe
hij daar moet komen. De vos gooit zich erin, vertrekt met een vaag doel en heeft
geen idee hoe hij daar zal komen.
Je zou zo denken dat er met die tuiniers en
planners en architecten en ontdekkingsschrijvers al termen genoeg zijn. Moesten
we per se nog twee synoniemen hebben? Wel: ja. Ik ben een schrijver, er zijn
nooit te veel synoniemen!
Grapje.
Hoewel. Synoniemen betekenen dan wel
hetzelfde, maar ik vind ze zelden inwisselbaar. Dat komt omdat woorden een
basisbetekenis hebben (zoals ‘esthetisch aangenaam’ voor mooi, knap,
prachtig, …) maar ook een tweede laagje waarin een andere associatie
verstopt zit (lieflijk, aantrekkelijk, overweldigend). Bij de term ‘tuiniers’
wordt bijvoorbeeld goed zichtbaar dat een schrijver die begint zonder plan
later meestal een hoop onkruid zal moeten wieden. ‘Ontdekkingsschrijver’ legt
de nadruk op het opwindende van onbekende gebieden.
Wat voor tweede laagje ik zie in de termen
vossen en egels, als beschrijvingen voor schrijvers?
Schrijvers als strategen
Het zinnetje over de vos en de egel is
weliswaar poëzie, maar Archilochus was in het dagelijkse leven een soldaat. Dus
het is niet zo gek dat het citaat in een boek over strategisch denken
terechtkwam, geschreven door een hoogleraar aan een militaire school. Eén van
de kerngedachten van dat boek is: je moet als strateeg altijd je aspiraties
(doelen) en je middelen op elkaar weten af te stemmen.
En dat deed me iets grappigs beseffen. Een
boek schrijven wordt vaak vergeleken met het ter wereld brengen van een kind:
hoe het eerst een deel van jezelf is, dat groeit, en uiteindelijk met bloed,
zweet en tranen op de wereld wordt gezet, waar het tenslotte zelf zijn weg moet
gaan vinden.
Maar je zou een boek schrijven ook kunnen
zien als een militaire campagne.
Als egel zit al het zware werk in de
voorbereiding: erachter komen waar de gouden stad ligt die je wil bevrijden,
bepalen hoe je daar zult komen, welke tegenstand je kunt verwachten, welke
pleisterplaatsen je onderweg kunt aandoen, etc. Eens je vertrokken bent, gaat
het erom je door niets te laten afleiden. Stoorzenders maak je zo snel mogelijk
een kopje kleiner. Je leger (het daadwerkelijk schrijvende deel van jezelf, het
ideeën leverende deel van jezelf, het deel dat verbanden legt, het deel dat
personages vormgeeft, …) weet dat discipline bovenal belangrijk is. Iedereen
weet dat er een duidelijke planning is: wie wanneer wél en wanneer niét in
actie moet komen.
Als vos is je zware werk niet zozeer om
onverwachte zijpaden en tegenpruttelende levensvormen onschadelijk te maken,
maar om uit te maken welke daarvan de onverwachte bondgenoten zijn die je naar
de gouden stad zullen leiden en welke niet. En je leger? Dat zootje ongeregeld,
bedoel je, dat de regels aan zijn laars lapt en halfweg de tocht ineens besluit
dat een onderaardse gang graven preciés is wat nu nodig is? Je laat ze maar
begaan, omdat ze meestal wel iets voor elkaar krijgen.
En ik?
Tijd om kleur te bekennen. Ben ik een vos
of een egel?
Het interessante aan die vraag is dat we
natuurlijk geen vossen of egels zijn, maar mensen, die meestal een combinatie
van beiden zijn. Toch vindt het gros van de mensen (blijkt uit onderzoek) het niet
moeilijk om zichzelf in één van beide groepen in te delen. Zeker als het gaat
om de manier waarop ze werken.
Oké, lang genoeg om de hete brij heen
gedraaid. Hallo, mijn naam is Petra, mijn innerlijke schrijver is een vos en
dat vind ik meestal geweldig, maar heel soms ook niet.
Het betekent namelijk dat ik wel weet waar
ik wil zijn (de gouden stad), maar tegelijk geen idee heb hoe ik daar moet
komen. Meestal accepteer ik die tegenstelling, omdat die het net leuk maakt. Ik
hou van het strooien van zaadjes en kijken wat eruit opkomt. Ik vind het
geweldig om te zien welke personages belangrijk worden, hoe die zich ontwikkelen,
nieuwe gebieden te ontdekken. Maar soms wil ik tegen mezelf gillen: ‘Waaaaarom
kunnen we niet gewoon op voorhand uitzoeken waar we heengaan en een duidelijk
plan maken? Dan zaten we hier nu niet vast in het moeras! Jij daar, waarom zijn
we hier? Hoe komen we er weer uit? We zijn al veel langer onderweg dan gepland!
En iedereen heeft honger.’
Want de grap is, als mens in het dagelijkse
leven ben ik best egel-achtig. Ik hou ervan om te weten waar ik aan toe ben en
ik ben miss Efficiëntie (‘Als je daarheen gaat om X te doen, haal dan meteen
even Y, want dat is er vlakbij! Tijd en energie bespaard!’). Dus soms word ik
doodmoe van de vossenstreken van mijn schrijverszelf.
Vossenstreken
Maar dan zegt mijn schrijfleger: ‘Chill.
We krijgen het wel voor elkaar. Wat als we…’ En dan laat ik ze maar, en
iedereen doet waar hij het best in is, in een onnavolgbare chaos… en dan bereiken
we ineens ons doel, dat onderweg misschien wel een dorp van zilver op de maan
is geworden, maar alsnog adembenemend is en precies de plek die we moesten
hebben. Elke keer weer.
Maar toch, bij het volgend schrijfproject
denk ik weer heel even: ‘Zal ik? Dit idee is best duidelijk. Misschien kan ik
het op voorhand uitstippelen?’ En ik probeer een egel te zijn en mijn leger zucht
en klaagt en sleept zich voort en ziet niet hoe het eerste het beste onnozele
brandnetelbosje te doorkruisen (het leger van een ware egel was er allang
stekelig doorheen gerold, zonder een centje pijn). En dan gooien we het plan
maar weer overboord, draaien ons om en bedenken hoe we in plaats daarvan een
oneindig diepe kloof gaan overbruggen.
Moraal van het verhaal?
Hoewel een efficiënte, strategische aanpak
als schrijver mij eigenlijk stiekem altijd synoniem leek met een egel-aanpak, blijkt
dat helemaal niet waar. Doelen en middelen moeten met elkaar in balans zijn,
dicteert gezond strategisch denken. Met andere woorden: heb je een
vossenschrijfleger, dan moet je niet proberen om die egeldingen te laten doen.
Dus als je me wil excuseren: ik ga weer eens
achter het witte puntje op die rode staart aanrennen. En ervan genieten!
Petra Doom (°1980) groeide op aan de Belgische kust en studeerde kunst- en cultuurwetenschappen. Ze las als kind al alles dat los en vast zat, maar werd pas echt boekengek toen ze fantasy ontdekte. Haar debuut 'Overstekers' draait rond Mirabel: zij bemiddelt tussen mensen en magische wezens. Inmiddels zijn alle drie de delen bij Hamley Books verschenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten