Wat een prachtig beroep heb ik toch: ik mag volop liegen, en mensen keuren dat nog goed ook. Méér zelfs: ze geven me er sterren voor, vier of vijf, als het wat meezit. Ik ga dus verder met liegen, en met verzinnen, want dat lijkt mij goed mee te zitten.
Ik lieg, omdat ik schrijver ben. Ik
lieg in het bijzonder, omdat ik een schrijver ben die niet doet alsof hij de
realiteit beschrijft, maar duidelijk verhalen verzint, soms zelfs verhalen die
zich op plekken afspelen die niet bestaan, of gebeurtenissen beschrijven die
(nog) niet kunnen. Ik lieg zelfs wanneer ik teksten schrijf die net echt
lijken, die autobiografisch lijken, maar die uiteindelijk toch geheel of op z’n
minst gedeeltelijk verzonnen zijn.
Er zal wel iemand zeggen: dat is
niet eerlijk. Die persoon meent dat schrijvers een soort van universele
waarheid moeten verkondigen, vooral wanneer ze realistische boeken schrijven.
Ik stel hen teleur: elk boek, zelfs een (auto)biografie vervormt de werkelijkheid.
Schrijvers liegen altijd, meestal omdat voor de meesten onder ons de dagelijkse
werkelijkheid saai is, en dus het vertellen niet waard.
Hier en daar zijn er schrijvers die
er geen behoefte aan hebben verhalen te verzinnen. Ze hebben buitengewone dingen
gedaan, ze hebben echt wat beleefd, en daarover schrijven ze een boek. Ik had
twee keer het voorrecht de Amerikaanse schrijver en reiziger Peter Matthiessen
te interviewen. Zijn meest bekende boek is The Snow Leopard.
Hierin beschrijft hij zijn tocht die hij in 1973 samen met bioloog George
Schaller ondernam in een afgelegen deel van Nepal. Daar wilde hij het erg
zeldzame witte sneeuwluipaard te zien krijgen. Maar Matthiessen, die pas zijn
vrouw had verloren, was ook een leerling van Zen Boeddhisme en op zoek naar
spirituele bevrijding. Zijn boek is dan ook zowel een tocht door de dodelijke
schoonheid van Nepal als een innerlijke reis. Matthiessen zal misschien hier en
daar wat details aangepast hebben, maar zijn boek is authentiek, net zoals de
verschillende andere boeken die hij nadien schreef, onder andere over
Amerikaanse Indianen.
Ik had twee lange gesprekken met
hem, telkens in Amsterdam, met enkele jaren er tussenin. Je zag dat hij een man
was die de innerlijke vrijheid gevonden had, maar dat het hem jaren had gekost,
en vele ervaringen. Hij hoefde niet te liegen wanneer hij schreef, behalve dan
in zijn romans.
De meesten onder ons kunnen echter
niet op reis naar Nepal, tenzij naar een Nepal dat alleen maar in onze
verbeelding leeft. Dat op zich is voor mij een van de aangename kanten van het
schrijven: dat ik locaties, steden, wat dan ook mag verzinnen, ook al bestaan
ze écht.
Mijn meest recente boek, Spiegel, speelt in New Orleans, een stad waar
ik nooit geweest ben. Ik maak haar in mijn tekst zo écht mogelijk, omdat ik al
jaren over de regio lees. Ik lees over South Louisiana in de boeken van James
Lee Burke, over het geweld en het racisme, en over de corruptie. Maar ook over
de overweldigende maar bijwijlen dodelijke natuur. Over de moerassen, waarin
lijken binnen enkele dagen verdwijnen. Over de Interbellum huizen, of de
voormalige plantages van voor de burgeroorlog.
Ik lieg dus, wanneer ik mijn
personage, de private detective Wolff, in die stad laat rondlopen. Méér
nog lieg ik wanneer ik de Strigoi verzin, een van de mensheid afgescheiden
soort die berucht staan als vampieren, maar dan een beschaafde soort. Er komen
wel meer fantastische elementen voor in de volgende boeken van deze serie,
omdat ze allemaal gebaseerd zijn op de premisses van bekende sprookjes.
De lezers van boeken zoals deze
weten best wel dat de schrijver een verhaal verzint. Dat dit niet het echte New
Orleans is, en dat de Strigoi niet bestaan. Maar soms verhoog ik de inzet en
schrijf teksten die erg nauw aanleunen bij wat we de werkelijkheid noemen. Dat
is wat grote schrijvers ook doen: niemand gelooft dat Vladimir Nabokov kan
vereenzelvigd worden met het de abjecte pedofiel Humbert Humbert in Lolita.
Anderzijds was Conan een soort van machtsfantasie van de trieste Robert
E. Howard, een Amerikaanse pulpschrijver die op z’n dertigste zelfmoord
pleegde.
Wacht even… Wat
dan met de raad die aan aspirant schrijvers wordt gegeven: schrijf alleen over
wat je wéét. Waag je de dus niet op onbekend terrein, maar schrijf over dat wat
je ervaren hebt. Het is mooi, maar het is onzin, zoals elke lezer van Tolkien
of Lewis Carroll je kan vertellen. En elke andere lezer van die bibliotheken
vol met fantastische en historische verhalen. Het leuke aan schrijven is net
dat je kunt vertellen over allerlei dingen die je niet hebt ervaren, en
waarover je dus zelf moet gaan lezen. Tenzij je alles gewoon verzint, zoals
Tolkien en zijn leger aan minderwaardige adepten al sinds decennia doen.
Ik ga dus lekker nog maar een tijdje
verder met liegen. Het is het enige wat ik goed kan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten