Het verhaal: Een jonge vrouw, een oude vrouw en een lange, slanke man wonen apart maar ook samen op een ‘Bult’. Elk op hun manier worstelen ze met hun verlies, en juist daardoor, komen ze uiteindelijk, in hun eenzaamheid, dichter bij elkaar. Tijd gaat voorbij terwijl ze taart eten, soep koken, op en af wandelen, de hond uitlaten, met de fiets naar beneden glijden, knikkeren of hun haag knippen. Ze ondergaan het leven, vanop hun Bult. Maar ze staan ook bij het leven stil, met of zonder woorden. In alles wat ze (niet) doen, gaat het heel vaak over de dood. Meer bepaald over het doodgaan van moeders, die wonderlijke wezens waaruit we voortkomen en waarmee we tegen wil en dank zijn verbonden.
Over een groot verlangen om ergens mee in het reine te komen, en dat je dat alleen moet doen. Over verlangen naar (on)troostbaarheid. Over liefde. Over verlangen. Over afscheid. Over vriendschap. Over eenzaamheid. Over angst. Over loslaten. Over verlies. Over dood. Over rouw. Over verwerking. Over troost.
Een weemoedig, onthecht verhaal. Diepzinnig. Met een melancholische ondertoon. Soms grappig. Op een prachtige manier dompelt De Maré de lezer onder in fauna en flora. Heel knap hoe ze het leven van heer personages verbindt met de natuur. Planten en bomen worden met specifieke naam genoemd. Ook de knikkers zijn voor mij heel herkenbaar: elk met hun eigen kleur en naam. Pure nostalgie!
Met een levensbeschouwelijke pen beschrijft De Maré de ervaringen, emoties en gevoelens van haar personages. In alle eenvoud bouwt het verhaal zich op. In het begin lijkt het pure poëzie. Op geen enkel moment raakt de spanningsboog je echter kwijt. Onopvallend, heel automatisch word je meegenomen in het leven van de drie Bultbewoners, hun verleden, hun planten en hun ideeën. De relatie tussen de drie personages wordt met pakkend gekozen beelden suggestief ingevuld.
De personages hebben geen naam, wellicht omdat De Maré wil dat ze universeel zijn. In iedere mens schuilt wel een lange slanke man, een oudere vrouw of een jong meisje. Het verhaal geeft bovendien een krachtige boodschap: er mag heus gezwegen worden, wanneer je er niet wil over praten.
Pareltjes van zinnen. Poëzie en humor in één boekje. Als lezer word je door de mooie poëtische taal in een bijzondere sfeer gebracht. Een uitgebeende taal. Veel (wit)ruimte. Stiltes die vallen. Veel details. Ontroerend, soms absurd, op het eerste gezicht heel eenvoudig, maar vol gevoel en betekenis. Een verhaal dat de verbeeldingskracht van de lezer aan het werk zet. In deze roman is niets toeval, alles heeft een functie en het is een feest dat allemaal te ontdekken.
De vormgeving - van de hand van Gert Dooreman – is ook bijzonder. De zachte bult staat op de cover en de lijn van de horizon loopt door tot aan de achterflap. Die lijn is ook hier en daar doorheen het boek zichtbaar. Aanvankelijk vlak, maar gaandeweg het verhaal ontstaat er meer reliëf.
In amper 132 bladzijden weet De Maré iets groots op te roepen in een ogenschijnlijk klein verhaal. Een verhaal dat uitblinkt in al zijn eenvoud. En dit maakt het, voor mij althans, heel bijzonder. Een juweeltje dat vraagt om herlezen te worden. Héél graag gelezen.
Jan Rooms
Geen opmerkingen:
Een reactie posten